Cristatella mucedo Cuvier, 1798 geleirups mosdiertje
Kenmerken | Rupsachtige vorm, tentakelkrans hoefijzervormig, 80-90 tentakels. |
---|---|
Kleur | Wit transparant. |
Voorkomen | Stilstaande en langzaam stromende wateren. |
Voedsel | Plankton en detritus. |
Voortplanting | |
Grootte | Zoöide tot 2mm. Kolonie met 2-3 rijen zoöiden. 20mm breed, tot 200mm lang, meestal korter. |
Cristatella mucedo is te vinden op alle soorten substraat, hoewel hij vaker te vinden is op hard substraat. Ze worden ook hangend aan uitstekende voorwerpen gevonden.
In de herfst worden massaal 1 mm grote ronde statoblasten gevormd, een soort overwinteringscapsules. De rest van de kolonie sterft af. In de late lente wordt door de statoblast een nieuwe kolonie gevormd door splitsing van zoöiden (individuen). Jonge kolonies zijn rond en groeien langwerpig uit. Enkele weken na de vorming van een kolonie zijn alweer de eerste nieuwe statoblasten te zien. Door deling van een kolonie kunnen ook nieuwe kolonies ontstaan.
C. mucedo is niet gebonden aan het substraat en kan zich enkele centimeters per dag voort bewegen. In de zomer kan dit mosdiertje massaal voorkomen.
Bij grotere verstoringen wordt de tentakelkrans pas ingetrokken.